Wat weet jij over . . . het stadsrecht van 1318 ?

Een ‘Hubertus Faber’ is de eerste Culemborgse schepen, die ons uit de bronnen bekend is. Hij komt voor in een oorkonde van juni 1318. Hieruit blijkt dat Culemborg al een schepenbank had vóórdat Jan van Bosinchem op 6 december van dat jaar stadsrechten gaf aan de nederzetting die bij zijn kasteel was ontstaan.

De oorkonde zelf schetst ons een merkwaardige situatie, namelijk die van twee kerkdorpjes heel dicht bijeen gelegen. Het ene in de nieuwe ‘Oude stad’ van Culemborg, het andere, eigenlijk veel ouder, in de latere ‘Nieuwstad’ van Lanxmeer.

Cartularium Mariënweerd

Oorkonde uit het Cartularium van de abdij Mariënweerd

In de oorkonde zelf belooft Aleidis, die weduwe is van een ‘richter’ van de heer van Culemborg, dat uit haar huis een jaarlijkse erfrente zal gaan voor een nieuw te stichten altaar in de kerk van Lanxmeer. Haar medestanders, uitvoerders van haar mans testament, zijn Gijsbrecht van Kaets, knape, en Daniel, ‘capellanus’ of priester van het altaar van Sint Pieter in de kerk van Culemborg. De oorkonde wordt bezegeld door twee Culemborgse schepenen.

Gijsbrecht van Kaets bewoont het kasteeltje op Kaetshage. Hij heeft net als Jan van Bosinchem ‘heerlijke rechten’ in het latere Culemborgse gebied. Gijsbrecht heeft rechtsmacht in de Nieuwstad en op het Zand. Jan is gerechtsheer langs de Lek, op Redichem; hij heeft daar bijna al het land in bezit. In het Culemborgse Veld delen Culemborg en Kaets de rechtsmacht.

Zegel Johan van Culemborg 1317

Zegel Jan van Bosinchem uit 1317

Jan gaf in 1318 stadsrechten aan de ‘oude stad’ van Culemborg. Het is het sluitstuk van een ontwikkeling. Culemborg blijkt in 1303 reeds een ‘oppidum’, een (versterkte) handelsplaats met schepenrecht, die in 1310 van Jan ook een eigen kerkje kreeg.
In 1343 stelt Jans zoon en opvolger Hubert Schenck dat zijn vader én zijn grootvader beiden de stad Culemborg ‘gemaakt’ hadden. Huberts grootvader, Jans vader, was heer Hubert van Bosinchem; hij overleed in 1300. Waarschijnlijk is dat hij Culemborg al zijn eerste schepenbank heeft gegeven, en daarmee Culemborg tot een beginnend stadje heeft gemaakt.

Hubertus Faber is een treffende figuur als eerste schepen van onze stad. Zijn naam Hubert was de gangbare naam bij de Culemborgse Bosinchems. De ‘achternaam’ geeft in feite zijn beroep. Het Latijnse woord ‘Faber’ betekent namelijk smid.

Een vooraanstaande dorpssmid dus die in 1318 een echte stadssmid werd !

 


Culemborgse Geschiedenis Quiz

De bovenstaande tekst maakt onderdeel uit van de Culemborgse Geschiedenis Quiz.
Hieronder vind je nog wat aanvullende informatie. Daarna volgen de Quizvragen van december.


 

‘Mine lieve maghe’

Op Sint-Nicolaasdag 1318 bezegelde Jan van Bosinchem met vijf van zijn naaste familieleden de stadsrechtbrief van Culemborg. Met die brief gaf hij de ‘poorters’ te Culemborg – zoals hij het omschreef – velerlei ‘vrijheid, voordeel ende recht’.

Detail stadsrechtbrief Culemborg 1318

Beginfragment van de stadsrechtbrief

De oorkonde zelf telt 38 artikelen. Zij bevat bepalingen van orde (niet vechten), van erfrecht, schulden en overdracht van onroerend goed (voor ‘minen richter’ en schepenen). De stad mag belasting heffen en krijgt een deel van de boeten. Oude onvrijheden worden afgeschaft: de heer zal geen ‘keurmede’ meer nemen van zijn voortaan vrije burgers. De ‘hofsteden’ (de huizen en erven) van de heer die zij bewoonden, krijgen ze nu in erfpacht. Die erfpachten komen we later tegen als ’s heren tijnsen. Ze worden bijgehouden in registers. Het oudst bewaarde tijnsboek is van 1545.
Jan van Bosinchem had de oorkonde uit vrije wil gegeven. Maar zijn ‘maghen ende vriende’ hadden hem daarbij raad gegeven.
Wie waren die ‘ridderlijke’ magen, die met hun zegels de oorkonde bekrachtigden ?

Zegelaars (1)

De eerste drie zegelaars van het stadsrecht

Magen en vrienden zijn middeleeuwse woorden die hetzelfde betekenen; het zijn verwanten, bloedverwanten zelfs. Zij vormden de zgn. ‘maagschap’: de naaste familiekring, die voor elkaar instond. ‘Maag’ waren alle verwanten tot in de vierde graad. Ieder dus die van dezelfde vader of moeder (1e), grootouder (2e), overgroot- (3e) of betovergrootouder (4e graad) afstamde.
Jan van Bosinchem noemde alle medezegelaars ‘mine lieve maghe’, en behalve zoon Hubert noemde allen hem ‘onze neef’.

Neven en achterneven

De medezegelende Bosinchems waren alle 3e graads verwanten; zij behoorden tot de heren van Culemborg, Vianen en Schonauwen (bij Houten), afstammelingen van Jans overgrootvader Steven van Bosinchem (vermeld 1213-1249).

Deze Bosinchems zegelden alle met de drie zuilen: de Vianens met drie zwarte zuilen op zilver, de Culemborgs en Schonauwens met rode zuilen op een schild van goud.
Tot hen behoorden ‘heer’ Jan en zijn zoon Hubert, achterneef Zweder van Vianen en directe neef Gerard van Rossem.

Zegels Zweder van Vianen 1317 en Gerard van Rossem 1314

De zegels van Gerard van Rossem (1314) en Zweder van Vianen (1317)

Zoon Hubert deelde zijn wapen Culemborg met Maurik (een schaapscheerdersschaar), het wapen van zijn moeder.
Zweder van Vianen zegelde met het wapen met de zuilen, vergezeld door twee bijschildjes met het oude Bosinchemwapen (zes schuinbalken, rood en goud).
Gerard van Rossem zegelde drie zuilen, waarvan de eerste zuil was vervangen door een vogel uit het wapen van zijn moeder. Gerard was een zoon van Dirk Splinter van Schonauwen, Johans oom; zijn moeder was een van Rossem. Gerard was een tweede zoon; in de middeleeuwen was het niet ongebruikelijk dat die de naam van zijn moeder en grootvader voortzette.

Verwant via vrouw of moeder

De twee overige zegelaars, Gijsbrecht van Kaets en Johan van Lienden, horen niet tot de directe ‘mannelijke’ stam.

Gijsbrecht van Kaets was een zwager, gehuwd met Elisabeth, een halfzus van Jan van Bosinchem, maar hij was bovenal een mede-heer met rechten in het omliggende gebied.
Gijsbrecht voerde het Buren-wapen, een dubbel gekanteelde dwarsbalk, in de kleuren zwart op zilver. Op de foto van zijn zegel kun je zien dat de perkamenten zegelstaart waarop zijn zegel zit, is geknipt uit een eerdere versie van het stadsrecht !

Gijsbrecht van Kaets - 1318

Zegel van Gijsbrecht van Kaets onder de stadsrechtbrief

Johan van Lienden tenslotte, zegelde met een gouden kruis op een rood schild. Zijn verwantschap is minder duidelijk. Vermoedelijk was hij een achterneef, uit een Bosinchem grootmoeder. Johan was een zoon van Steven van Lienden (1307-1317) en had een jongere broer Hubert. Hijzelf komt tot 1321 voor, daarna volgt zijn broer Dirk (1320-1359) hem op als heer van Lienden.

Zegelaars (2)

De laatste drie zegelaars van het stadsrecht

Bezien we dit gezelschap zegelaars, dan is duidelijk dat zij niet zomaar een stelletje ‘vrienden’ waren, maar juist de naaste familieleden die zich garant stelden voor de beloften van hun neef, de heer van Culemborg.

 


 

Om thuis rustig te bestuderen !

De stadsrechtbrief van 1318 staat ‘vertaald in modern Nederlands’ in de recent verschenen Culemborgse Voetnoot, 2018, nr. 64.
Ook Voet van Oudheusden (1753, p. 607 e.v. ), Kalkhoven (1888-1890, p. 37 e.v.) en J.A. Prins-Meijer, Culemborg Bespied (Markt 11 en 13), bijlage 1, verschaffen ons de tekst ervan.

De originele oorkonde is de komende tijd te zien op de tentoonstelling ‘Oud Papier. Verrassende Culemborgse archiefschatten’ in het museum Elisabeth Weeshuis.

Wil je deze oorkonde thuis bekijken, ga dan naar de website van de tentoonstelling.
Daar kun je de ‘digitale expositie’ openen.
Klik vervolgens op de stadsrechtbrief en daarna op ‘bekijk meer’. Je gaat dan direct naar de gescande stadsrechtbrief. Via ‘het icoontje met de pen’ vind je een transcriptie van de middeleeuwse tekst.

Stadsrechten en oud papier

 


 

Culemborgse Geschiedenis Quiz

Hieronder staan de vragen van de maand december. Om ze te beantwoorden ga je naar de website van de Quiz.

Heb jij de antwoorden op onderstaande vragen ?

Vraag 1:
Jan van Bosinchem was geen ridder, maar een ‘knape’. Hij huwde twee keer: eerst met een erfdochter van Maurik, daarna met een andere vrouw, aan wie hij volgens huwelijkscontract het ‘oude kasteel’ buiten de Goilberdingerpoort moest afstaan. In 1341 kocht Hubert Schenck van Culemborg dit kasteel van zijn halfbroer terug.

Hoe heette deze tweede vrouw van Jan van Bosinchem ?

Vraag 2:
Steven van Bosinchem (vermeld 1213-1249), de overgrootvader van Jan van Bosinchem, vervulde als eerste in zijn familie een erfelijk ereambt aan het hof van de Bisschop van Utrecht.

Hoe heette deze aanzienlijke functie aan het bisschoppelijke hof ?

Vraag 3:
In de stadsrechtbrief staan een aantal handelingen die zwaar beboet werden. Als je – in die tijd – iemand zwaar vernederde, door hem bier in het gezicht te gooien, verbeurde je maar liefst 10 pond. Volgens de stadsrekening van 1375 moest een metselaar daar liefst twintig dagen voor werken.
In het stadsrecht staat echter een nog hogere boete. Niet expliciet, maar je kunt haar berekenen, als je weet dat er in Culemborg altijd zeven schepenen zijn geweest.

Wat is de hoogste boete die je ‘versleuteld’ in het Culemborgse stadsrecht kunt aantreffen ?

 

Reacties zijn gesloten.