Ik heb ooit een lezing gehouden. Dat was voor het genootschap Voet van Oudheusden, in maart 2001, dus al behoorlijk lang geleden. Ik mocht invallen, want de geplande spreker was – meen ik – twee weken eerder overleden.

Jan van Bosinchem gaf Culemborg in 1318 stadsrecht. Afbeelding uit ‘het boeck mitte schilderyen’, de huiskroniek van graaf Floris I van Pallandt.
In die tijd schreef ik een maandelijkse rubriek in het blad Extra Nieuws, de andere Culemborgse Courant. De krant is nog in datzelfde jaar verdwenen. Dat had te maken met fusies en afspraken om een te grote concentratie van de pers te vermijden. Voor Culemborg betekende dat paradoxaal genoeg dat alleen de Culemborgse Courant overbleef, en ook het Dagblad Rivierenland verdween.
In die rubriek zijn zeventien artikelen verschenen: de eerste over de Vishal, in oktober 1999 en de laatste, in de allerlaatste aflevering van Extra Nieuws, op 30 mei 2001. Door die rubriek had ik een aardig podium van historie-minnenden, want de artikelen werden goed gelezen. Het was dan ook een volle bak destijds, in de Lutherse kerk.
De lezing zelf ging over allerlei zaken die speelden rond de stadswording van Culemborg.
Over de Redichem bijvoorbeeld, een watertje dat als Duikersloot, daarna Karnemelkse Vaart en Oude Rekummer naar de Bradaal stroomde. Over het tijnsblok ‘Het Wezel’en de heerlijkheid ‘Den Aeld of de Naeld’. Over de Janskerk ook, een kapel in de latere Nieuwstad die kort na 1200 de kerk werd van de parochie Lanxmeer, nadat het ‘verdronken’ kerkje van Paveien in het Culemborgse Veld was verlaten.
Borrelpraat en wetenschap
Nu zestien jaar later, op dinsdag 6 juni 2017, houd ik weer een lezing voor Voet. Centraal staat opnieuw de oudste geschiedenis en de wording van de stad. Met dit keer ook bijzondere aandacht voor de stadsrechten, want Culemborg viert in 2018 dat het 700 jaar bestaat.
Destijds kon ik mijn toehoorders vertellen dat over de geschiedenis van Culemborg soms ‘een flinke hoeveelheid onzin’ werd verteld.
Dat ging toen over legende van ‘de Hoolcuyl’, de in 1251 ‘doorgestoken’ oude dijk aan de Achterweg. En over het Culemborgse kasteel aan de oostkant van de stad, waarvan kastelenprofessor Hans Janssen destijds – met voorbijgaan van de historische bronnen – had bedacht dat dit (derde) kasteel toch wel – zeer waarschijnlijk – het oudste moest zijn geweest.
Ook nu, zestien jaar later, zijn er nog steeds luchtballonnen door te prikken.
Over de Redichemse waard bijvoorbeeld. Is die inderdaad, zoals nu ook door mensen van Voet wordt beweerd, wellicht de bakermat van Culemborg geweest ? Dat is wel wat merkwaardig voor een waard die pas in 1497 door heer Jasper van Culemborg werd aangekocht en voordien helemaal niet tot Culemborg behoorde. Grote onzin dus !

Redichem en de Redichemse Waard ten oosten van de stad Culemborg op de kaart van Mr. Jacob Perrenot uit 1761
En de stadsrechten van 1318 dan: stelden die eigenlijk wel wat voor ? Zeker wel, want daardoor kregen de burgers zelfbestuur, al was dat nog enigszins aan de leiband van hun heer: de richter of schout, en de burgemeesters en schepenen werden – tot 1795 aan toe – door hem aangesteld.
Wat het verschil maakte is dat de nu vrije burgers (kooplieden en ambachtslieden) wekelijks naar hun eigen lokale rechtbank konden gaan, om voor schepenen gezwind hun juridische en spoedeisende zaakjes te regelen. In het omliggende platteland was dat altijd een stuk omslachtiger geweest: daar hield de rechter maar eens in de zoveel tijd zitting, en de rechtshandelingen gebeurden dan voor ‘landgenoten’: alle landeigenaren of ‘buren’ moesten erbij aanwezig zijn.
Een hele vooruitgang dus.
Wat er verder in mijn eigen verhaal aan bod komt, kun je lezen in het onderstaande persverhaal.
700 jaar Culemborgs stadsrecht, hoe zit dat?
Culemborg viert in 2018 dat het 700 jaar bestaat. Op 6 december 1318 kreeg Culemborg van zijn heer stadsrechten. Maar wat waren dat eigenlijk ?
Bert Blommers vertelt erover tijdens het Barbara-festival, dat zaterdag in Culemborg van start gaat. In de eerste lezing van de zgn. ‘Culemborg Academie’ – over de geschiedenis van Culemborg – behandelt hij het prille begin van de stad, in de dertiende en veertiende eeuw.
Deze lezing is op dinsdag 6 juni in de Oud-Katholieke Kerk aan de Varkensmarkt, en begint om 20.00 uur.
Dat 700-jarig bestaan had Culemborg misschien wel vijftien jaar eerder kunnen vieren. In 1310 al had het een eigen kerk gekregen en nog eerder werd het reeds een ‘oppidum’ genoemd. Dat is Latijn en betekent zoveel als ‘versterkte nederzetting’ met een eigen rechts- of bestuurvorm.
In de lezing vertelt historicus Blommers over allerlei zaken die hieromheen speelden.
Over de heren van Culemborg, over hun kasteel en de vele kleine gerechten waar het latere Culemborg toen nog uit bestond. Over Redichem, waar in de tiende eeuw al een graaf Waldger bezittingen had. Over het ontginningskerkje van Paveien, in het Culemborgse veld. Over het dorp Lanxmeer, dat zelfs ouder is dan Culemborg. En over de vele ‘andere heren’ die in die tijd in het latere Culemborg nog een rol speelden.
Over het ontstaan van Culemborg doen ook nog wat hardnekkige fabels de ronde. Deze worden door spreker vakkundig doorgeprikt.
Lezing dinsdag 6 juni 2017 in de Oud-Katholieke Kerk aan de Varkensmarkt te Culemborg, aanvang 20.00 uur.
Deze lezing is de eerste van vier dinsdagavond-lezingen in het kader van het Barbara Festival. Organisator is de historische vereniging Voet van Oudheusden. De lezingen zijn in de Oud-Katholieke kerk aan de Varkensmarkt, en duren van 20.00 tot 21.30 uur.
Gratis toegankelijk, maar de pet gaat rond.
Meer weten over de andere lezingen ? Klik dan verder naar het Barbara Festival en de Culemborg Academie. En lees wat Channa Cohen Stuart, Yvonne Jakobs en Peter Schipper je over de geschiedenis van Culemborg te vertellen hebben.

Fragment uit het begin van de stadsrechtbrief van 1318.